VAN
CLERCKENKAPEL

TOT

VIRGA
JESSEBASILIEK

Vroegste geschiedenis

De geschiedenis van de Virga Jessebasiliek begint in 1334. Op 1 augustus van dat jaar gaven Adolf II van der Marck, prins-bisschop van Luik, Agnes, abdis van de cisterziënzerinnenabdij van Herkenrode en Joes, rector van de parochiekerk van Hasselt, aan Albert Baintsoyn de toestemming om een kapel ter ere van Onze Lieve Vrouw op te richten. Hij diende dit te doen met zijn eigen vermogen en op zijn eigen grond.

Op 10 januari 1357 werd de kapel officieel ingewijd. De inzegening is waarschijnlijk reeds voor 1343 gebeurd. Langzaam won de kapel aan voornaamheid. Dit is af te leiden uit het aantal beneficies die aan de kapel werden geschonken. Het is met zekerheid geweten dat in het eerste kwart van de 16de eeuw de kapel grondig hersteld werd.

De kapel werd ook getroffen door de Beeldenstorm in 1567. Toch moet de schade aan de kerk al bij al beperkt geweest zijn. Het miraculeus O.L.V.-beeld was op een veilige plaats weggeborgen.

De enige bron die een beeld kan geven van het interieur van de kapel is het bedevaartsvaantje dat door Nicolas Sigers tussen 1637 en 1655 werd geëtst. Het is geen werkelijke weergave van het interieur, maar waarschijnlijk wel herkenbaar voor de hedendaagse bezoekers.

 

17de – 18de eeuw

De geschiedenis van de kerk tijdens de 17de eeuw wordt gekenmerkt door de ene herstelling na de andere. Voornamelijk de torenconstructie moet onstabiel geweest zijn. Op 22 januari 1727 stortte een deel van de toren tijdens de vespers door het dak van de kerk. Een nieuwe kerk diende te worden gebouwd. Met een fonds dat de Broederschap reeds van 1702 had ingesteld werden de werken aangevat. Het Virga Jessebeeld werd ondergebracht in de kerk van de paters Augustijnen in dezelfde straat, wat niet positief werd onthaald door de toenmalige Hasseltse pastoor Sigers die het beeld liever in zijn kerk had zien staan. Zeker vier plannen werden door de Broederschap onderzocht, een van Daniel Verstraeten, een van augustijnenbroeder Bernard Leecken en twee van architect Pierotte.

Op 2 juli 1727 werd de eerste steen gelegd. Op 29 oktober 1728 had het metselwerk van het schip de gewenste hoogte bereikt. In het metselwerk van de toren, dat gelijkmatig met het schip was opgetrokken, werd het jaartal 1728 ingemetseld. Dit is nog steeds te zien. Het hoofdaltaar van Onze-Lieve-Vrouw werd eind augustus 1731 teruggeplaatst en Mgr. Joannes-Baptistus Gielis, wijbisschop van Luik, wijdde op 8 september 1731 de vernieuwde kerk in. Op die dag werd het Virga Jessebeeld ook plechtig en gedragen door de augustijnen teruggebracht. De kerk raakte pas in 1744 helemaal voltooid.

 

Tijdens en na het Franse bewind

Op 12 september 1797 werd de kerk door de Franse bezetters gesloten. Pas op 1 juni 1798 vervingen leden van de Broederschap het Virga Jessebeeld door een Heilige Anna. Datzelfde jaar nog werd de kerk een Temple de la Raison. Het klimaat verzachtte toen Napoleon een jaar later de troon besteeg. Op 25 januari 1800 werd de kerk terug voor de eredienst in gebruik genomen, al duurde het nog een hele tijd eer er weer eucharistie kon worden gevierd. Op 14 augustus 1803 werd het Virga Jessebeeld naar de kerk teruggebracht.

Het interieur van de kerk werd heringericht met enkele belangrijke kunstvoorwerpen uit de abdijkerk van Herkenrode waarin Pierre de Libotton, die het domein van de Franse overheid had gekocht, een weefatelier wenste in te richten.

Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de voorwerpen naar Maastricht zouden worden overgebracht, maar niemand wenste de kosten voor het demonteren en vervoeren op zich te nemen. Het koor van de Sint-Quintinuskerk bleek te smal voor het hoofdaltaar en toen de Broederschap verklaarde de onkosten te vergoeden gaf de prefect van het Departement der Nedermaas de toestemming om het hoofdaltaar van de gerenommeerde Jean Delcour (Hamoir, 1631-1707) naar deze kerk over te brengen. Ook het mausoleum van abdis Anna-Catharina de Lamboy door Quellinus de Jongere (1625-1700), het mausoleum van abdis Barbara de Rivière d’Arschot door Gulielmus Ignatius Kerrix (Antwerpen, 1682-1745) en een preekstoel die wordt toegeschreven aan Jean Delcour kregen hier een plaats. Ook enkele relieken uit Herkenrode en andere voormalige Hasseltse kerken volgden, net als het orgel en de balustrade van het doksaal van de minderbroederskerk. De kerk was na de Franse overheersing geen eigendom meer van de Broederschap. Voortaan zou de kerk als bijkerk in de Sint-Quintinusparochie fungeren.


19de eeuw

In de periode 1846-1899 werd de bediening van de kerk toevertrouwd aan de minderbroeders. Het klooster van de minderbroeders was tijdens het Frans bewind verkocht en tot het ogenblik dat zij dit terug verwierven, betrokken zij enkele panden op de Havermarkt en in de Kapelstraat. Zij stelden zich onafhankelijk op van de Broederschap en de kerkfabriek en dit leidde tot verscheidene conflicten.
Het is ook in deze periode dat de Zalige Valentinus Paquay (1828-1905), het Heilig Paterke van Hasselt, in de kerk biecht hoorde. Zijn biechtstoel staat er nog steeds.

 

Tweede Wereldoorlog

Tijdens WO I  leed de kerk geen echte schade. Maar tijdens WO II werd de kerk hard getroffen. In 1943 werden de klokken opgevorderd, maar het was de nacht van 3 op 4 november die dramatisch zou zijn. Hasselt was op dat ogenblik nog geen twee maanden bevrijd. Het was 0h20 toen een Duitse V1-bom de Kapelstraat trof. De bom maakte zestien slachtoffers, waaronder kapelaan Hubrechts en zijn zuster. De toren van de kerk bleef gespaard en dankzij de bekistingen die architect Etienne Vreven en schrijnwerker-aannemer Dolf Mercken preventief hadden aangebracht, bleven het altaar van Jean Del Cour en de twee praalgraven uit Herkenrode gespaard van de totale vernieling. Van de preekstoel en het orgel bleef haast niets over. Het Virga Jessebeeld dat tijdens de oorlog afgesteld stond in het midden van de kerk werd door Antoine Lenaerts en apotheker Jos Moons van onder het puin gehaald. Als bij wonder bleek het beeld niet beschadigd. Zij brachten het beeld naar de Sint-Quintinuskerk.

 

Wederopbouw

Meteen werden stappen ondernomen om de kerk terug op te bouwen. Toch zou het nog tot 8 december 1951 duren eer de kerk kon worden gewijd. Niet alleen omwille van financiële redenen hadden de werken vertraging opgelopen. De kaalslag in de Kapelstraat had sommigen ervan doen dromen het stadskwartier volledig te hertekenen. Één van die plannen was dat van architect Jos Deré. Hij stelde voor een straat te trekken van het stadhuis op het Groenplein tot het gerechtshof op de Havermarkt. In de zone tussen de Kapelstraat en de Aldestraat zou een nieuwe kerk opgetrokken worden. Van de oude kerk werd enkel de toren behouden. Uiteindelijk werd beslist de Onze-Lieve-Vrouwkerk op dezelfde plaats en met dezelfde structuur terug op te bouwen. Dankzij de nieuwe materialen kon de muur van het schijntransept aan de zijde van de Kapelstraat smaller worden gemaakt zodat de straat er breder werd.

Na de wijding in 1951 werd de kerk nog verrijkt met twee marmeren beelden van kunstenaar Raf Mailleux en een orgel uit de Koningin Elisabethzaal te Antwerpen. Orgelbouwer Aloïs Thunus werd gevraagd het orgel te installeren, te herstellen en aan te passen aan de liturgische vereisten. Max Van der Linden werd in 1955 aangezocht een kruisweg te maken. Paule Nolens ontwierp een glasraam met als thema de redding van het kind van de Morin en de Broederschap schonk een glasraam van Amandus Van Rompaey met als thema de boom van Jesse. In het jubeljaar 1982 werd door de oud-Hasselaren een glasraam van André Mathijs geschonken.

 

Basiliek

Sinds 6 mei 1998 mag de Virga Jessekerk zich basiliek noemen. Hiermee is de kerk de derde basiliek van Limburg. Twee voorwerpen symboliseren deze titel. Ten eerste is er het tintinnabulum of belletje en ten tweede is er het conopeum of parasolvormig baldakijn. Beide attributen dienen in processies te worden meegedragen, wat sinds 2003 ook gebeurt. Basilieken hebben ook het privilege een wapenschild te dragen. Voor de Virga Jessebasiliek werd een blazoen ontworpen met een rode roos, een verwijzing naar Maria, op een gouden achtergrond. Aan het hoofd bevinden zich drie keer drie hazelnoten van zilver. De basiskleur van het hoofd is groen. Net als bij de kroning in 1867 werd ook bij deze belangrijke gebeurtenis een herdenkingsplaat in de kerk bevestigd.

 

Vandaag

Ter gelegenheid van de Virga Jessefeesten van 2003 werd het interieur grondig gereinigd en geschilderd. Een nieuwe verlichting werd voorzien en het orgel werd gerestaureerd en uitgebreid. De Virga Jessebasiliek is nog steeds een huis van stilte in de drukke stad. Dagelijks komen mensen er even bidden, bedanken, of de opgedane ervaringen even laten bezinken, net zoals 660 jaar geleden.